Lutherse Kerk. Geschiedenis en orgel

 
[Afb. 1, 1a, 2: Lutherse Kerk in vogelvlucht en gevelaanzicht Lutherse Burgwal]


ALGEMENE INFORMATIE KERK: 

Naam: Lutherse Kerk (Evangelisch Lutherse Kerk)
Adres Lutherse Kerk: Lutherse Burgwal 9, Den Haag
Bouwjaar: 1759-1761
Architect: Pieter de Swart en Coenraet Hoeneker
Beheer/gebruik: Evangelisch-Lutherse Gemeente Den Haag (onderdeel PKN)

ALGEMENE INFORMATIE ORGEL(s):

Hoofdorgel: J.H.H. Bätz: 1762 - 50/III/P
Neven-orgel: Italiaans orgel (bouwjaar en maker onbekend) 9/I/-
Titularis: Sander van den Houten 
Organisatie concerten: Stichting Cultuur en Muziek in de Lutherse Kerk die participeert in het HOK.

 

GESCHIEDENIS

Toen de Augustijner monnik, priester en theoloog Maarten Luther (1483-1546) in woord en geschrift aantoonde dat de praktijken rond de ‘aflaten’ in de Rooms-Katholieke kerk (die voor geld tot vergeving van zonde zouden leiden) niet op de Bijbel waren gegrond en zijn 95 Stellingen daarover publiceerde, kwam het al snel tot een beweging die zich afkeerde van de toenmalige kerk. De ‘Reformatie’ van 1517 die daaruit ontstond breidde zich uit tot heel Europa. Ook in de Nederlanden kwamen er velen tot ‘de nieuwe leer’ en stichtte men Lutherse gemeenten. (zie voor meer over Luther: de website van Luthers Den Haag)

Ook in Den Haag ontstond er in 1611 een Lutherse gemeente, die enkel jaren later (1615) een kerkgebouw betrokken (zie afb. hiernaast). Dit gebouw ging schuil achter de bebouwing van de Sustersloot (na de bouw van de kerk Lutherse Burgwal genoemd). Het gebouw was ong. half zo breed als de kerk nu links naast de kerk was een predikantswoning gesitueerd. (ca 100 Rijnlandse voet lang (= 31,4 m) en 29 vt. Breed (ca 9 m)



[Afb. 3: oude stadsplattegrond Lutherse Kerk (na de 1e uitbreiding in 1662)]


Achter deze pastorie werd in 1662 een uitbreiding gerealiseerd die de kerk bijna twee keer zo groot maakte (31,4 x 18 m). Maar de pastorie maakte wel deel uit van de totale oppervlakte van de kerk.
In het midden van de kerkzaal droegen kolommen de dubbele dakconstructie. Feitelijk was er dus sprake van een twee-beukige kerkruimte.
In de kerkzaal waren ook galerijen aangebracht. De (niet riante) toegangsdeur richting de voorgelegen bebouwing aan de Susterstraat/Luth. Burgwal werd gehandhaafd, maar er was ook een toegang vanaf de Boekhorststraat.

 


[Afb. 4a t/m 4c: 3x het grondplan van de Lutherse Kerk in 3 fasen.]

 

[afb. 5: blik v.a. de entree van de kerk op het interieur na uitbreiding 1662 (fase 2) met links de wand van de pastorie, boven en rechts de galerijen. Achter de pastorie is nog een glimp van de preekstoel te zien. Rechts-achter van het orgel (zie afb. 4b)]


In de komende jaren weet men meer percelen rondom het kerkgebouw te verwerven en ontstaan er plannen voor een nieuw te bouwen kerk die dan wel aan de straat moet liggen.  
De Stadhouderlijke architect Pieter de Swart, die al meer belangrijke gebouwen in Den Haag op zijn naam heeft staan (Paleis Lange Voorhout en de Kon. Schouwburg) maakt voor de kerkgevel een ontwerpplan. Samen met architect en aannemer Coenraet Hoeneker wordt het bouwplan voor de kerk in 1757 voltooid. De kerk komt aan de straat te staan, zij het enkele meters achter de rooilijn. De verbinding met de Boekhorststraat, die er altijd al was, blijft behouden en krijgt zelfs een apart toegangsportaal (onder het orgel)

De kerk krijgt de zelfde breedte als de kerk van 1662 maar wordt wel enkele meters dieper en vooral een stuk hoger. Ook wordt de kerkruimte niet ‘verstoord’ door draagconstructies, zoals kolommen.

De kerk krijgt veel meer allure. Dat is aan de monumentale classicistische gevel, maar ook aan de interieurarchitectuur (met rococo en classicistische kenmerken) duidelijk waar te nemen. In 1761 kan het gebouw door de Lutherse gemeente worden betrokken.

 

DE KERK

De nieuw gebouwde kerk staat enkele meters achter de rooilijn van de straat, maar wel in het zicht. Op de rooilijn van de (Lutherse) Burgwal sluit een laag smeedijzeren hek de toegang tot de kerk af. Met betreedt de hoger gelegen kerk met behulp van een natuurstenen trap met bordes.

 
 
[Afb. 6, 7: Lutherse Kerk kort na de inwijding in 1761, voorgevel in 2020 (met hekwerk)]


Het is een monumentaal gebouw dat statig boven de belendende percelen uitrijst. Er zijn geen dragende kolommen in de ruimte zodat gesproken kan worden van een ‘zaalkerk. Naast de kerk, wel op de rooilijn gelegen, is de kosterij gevestigd.

 

Exterieur

De kerk heeft een monumentale bakstenen voorgevel en een dakrand met een opvallend brede kroonlijst. Zowel in het midden van de kroonlijst als boven de  monumentale ingangspartij is een fronton aangebracht, rustend op Ionische pilasters, met in reliëf de afbeelding van het 'alziend oog'. Boven de centrale raampartij, voorzien van een rondboogvenster is een cartouche aangebracht met het jaartal MDCCLIX (1759) het geplande jaar van inwijding (is 1761 geworden). Aan weerszijden van de ingangspartij zijn eveneens rondboogvensters aangebracht. Rustend op een hoog hardstenen plint.

De rechter zijgevel (van de straat af gezien) is voorzien van zes hoge ramen. De linker zijgevel grenst aan hogere bebouwing waardoor vensters niet konden worden toegepast. De achtergevel heeft aan weerszijde van de aanbouw voor de balgenkamer van het orgel, eveneens twee vensters. Alle vensters worden aan de bovenzijde afgesloten door een halve cirkel en zijn voorzien van een roedeverdeling en blank glazen ruitjes.

 
 
[Afb. 8, 9: Lutherse Kerk met hekwerk van 1847 en anno 2020 (met nieuw hekwerk]

 

Bij het kerkgebouw is een kap met plat(dak) toegepast met aan alle vier zijden schuine dakschilden. De ingenieuze kapconstructie heeft een overspanning van ca 18 m. Op de vier hoeken van de nokken van het dak is een zwaan geplaatst, het symbool van Maarten Luther. (ontstaan door de overlevering n.a.v. van de laatste woorden van kerkhervormer Hus, die op de brandstapel had gezegd: “Jullie braden nu nog een gans, maar er komt een zwaan die dit werk zal voortzetten…” (‘Hus’ is Tsjechisch voor ‘gans’) Het waren profetische woorden want 100 jaar later gaf Luther de aanzet voor de Reformatie.)
De gehele buitenzijde van de kerk is in 2010 gerestaureerd.

 

Interieur

Het interieur kerk is voorzien van wit gepleisterde wanden met aan beide zijden houten lambriseringen met panelen. In de lambrisering tegenover de kansel is voorname hertogenbank en twee herenbanken opgenomen. XXXX

De zijwanden zijn verdeeld in traveeën van gelijke grootte en worden gescheiden door Ionische pilasters in pleisterwerk. Tussen de pilasters zijn raam-uitsparingen aangebracht. Vensters zijn er alleen in de middelste 6 traveeën in de rechter wand, de 3 traveeën in de voorgevel en de 2 buitenste traveeën van de achtergevel (aan weerszijde van het orgel) De linker zijwand heeft alleen blinde raamuitsparingen (i.v.m. de achter liggende bebouwing) Daar bevindt zich ook de fraaie preekstoel met een, door een hekwerk afgescheiden, dooptuin.

Bij de bouw van de kerk moest rekening worden gehouden met eisen en wensen van enkele Notabelen die een belangrijke bijdrage hadden geleverd in de financiering van de kerkbouw. (zoals de gezanten van Zweden en Denemarken, Vorst van Nassau-Weilburg en de Hertog van Brunswijk-Wolfenbuttel) Voor deze heren -en hun personeel- werden aparte zitplaatsen gemaakt. De nog bestaande ‘Hertogen- of prinsenbank’. (ok in de 2e kerk was hiervan al sprake)



[Afb. 10: Interieur Lutherse Kerk gezien v.a. de orgelgalerij, richting Lutherse Burgwal]


Zowel aan de voorzijde (de entree van de kerk) als de achterzijde zijn portalen aangebracht met daarboven galerijen die toegankelijk zijn middels riante trappen aan weerszijde. De middelste portalen zijn beide toegangsportalen af te sluiten met dubbele deuren. De ‘trapportalen’ worden (tegenwoordig) afgesloten met zware velours gordijnen.

Het koofplafond is versierd met pleisterwerk in Lodewijk XV stijl. De kerkzaal wordt verlicht door koperen verlichtingskronen die aan de spanten hangen. In vroeger tijden werd de kerk verlicht door gaslampen.

De afmetingen van de kerkzaal zijn: 35 x 17 x17 m. De zolder heeft een bijzondere en robuuste kapconstructie met een overspanning van 17,8 meter.



[Afb. 11: Interieur Lutherse Kerk gezien v.a. de galerij boven de entree, richting Bätz-orgel]

 

ORGELS

De Lutherse Kerk is onder orgelliefhebbers vooral bekend geworden door het beroemde orgel dat Johann Heinrich Hartmann Bätz in 1762 bouwde voor de kerk.

Daarnaast staat er nog een curieus Italiaans orgel(tje) waarvan de afkomst niet geheel bekend is maar waarschijnlijk gebouwd rond 1740 (het orgel is eigendom van het Kon. Conservatorium)

 
 
[Afb. 12, 13: Bätz-orgel van 1762 en  Italiaans orgel geplaats boven de entree t.o. Bätz-orgel]


HET HOOFDORGEL

Het Hoofdorgel werd gebouwd door Johann Heinrich Hartmann Bätz. Die de opdracht kreeg gebruik te maken van de fraaie barokke front (en kas?) van het orgel dat al in de eerdere versies van de Lutherse Kerk aanwezig was.

Dit orgel was in 1648 als mechanisch sleeplade-orgel gebouwd door de van oorsprong Duitse orgelmaker Hans Wolff Schonat* voor de 1e Lutherse Kerk (de schuilkerk van 1620-1662) en dat daarna ook nog in de 2e Lutherse Kerk (van 1662-1759) heeft dienst gedaan.

(* Hans Wolff Schonat bouwde o.a. ook het orgel van de Amsterdamse Nieuwe Kerk dat later werd aangepast door Van Hegerbeer en Duyschot).

In 1668 werd het orgel van Schonat voor de 2e kerk, vergroot door orgelmaker Appolonius Bosch. Orgelbouwer Rudolf Garrels breide het orgel in 1723 uit en verplaatste het van de noordzijde naar de zuidzijde van de kerk (zie afb. 5).
Daarbij werd ook de orgelkas aangepast naar een ontwerp van de bekende bouwmeester Daniël Marot. Het orgel had nu 14 stemmen over 2 klavieren. Het pedaal was aangehangen.

In 1753 werd door Johann Heinrich Hartmann Bätz (1709-1770) een nieuw orgel gebouwd in de bestaande kas, waarbij hij ook enig bestaand pijpwerk overnam van het oude orgel. Dit orgel had 23 stemmen over 2 klavieren en aangehangen pedaal.

Toen het uitgebreide (2e) gebouw in 1759 plaats moest maken voor de nieuwe Lutherse Kerk werd dit orgel door J.H.H. Bätz gedemonteerd en voorlopig opgeslagen. Hij kreeg echter de opdracht om in de bestaande orgelkas en opnieuw met gebruikmaking van bestaand orgelmateriaal, w.o. de windladen en bruikbaar pijpwerk, een nieuw groter orgel te bouwen voor de nieuwe (3e) Lutherse Kerk. Dit orgel werd in 1762 in de nieuwe Lutherse Kerk geplaatst. Dit orgel had 39 stemmen over 3 klavieren en zelfstandig pedaal. Het werd een van zijn grootste werken. Op 2 sept. 1762 werd het orgel opgeleverd.

     

[Afb. 14-17: orgel in kerk 1662, orgel nu, klaviatuur nu, registers R (let op kleine knopjes voor ZW)]


De kleinzoon van Johann Heinrich Hartmann, Jonathan Bätz bracht in 1837 een aantal dispositiewijzingen aan, terwijl diens opvolger Johann Frederik Witte (Fa Bätz & Co) in 1860 herstelwerkzaamheden aan het orgel uitvoerde waarbij o.a. ook de frontpijpen werden vervangen.


Zwelwerk

In 1921 werd door orgelbouwer A. Bik een zwelwerk toegevoegd op een pneumatische kegellade in een zwelkast die achter het Hoofdwerk werd geplaatst Dit zwelwerk was bespeelbaar vanaf het derde klavier Terwijl er ook enkele registers die via het pedaal bespeeld konden worden (zie dispositie).
Overigens behandelde Bik het oorspronkelijke concept van het orgel zeer respectvol, zo werden de registertrekkers voor het toegevoegde zwelwerk o.a. uitgevoerd in een sterk afwijkende, veel kleinere uitvoering. Wel veranderde hij wat in de dispositie. Ook in 1948 bracht Bik nog enkele dispositiewijzigingen aan.


Restauratie 1975

Na het gereedkomen van een kerkrestauratie in de jaren 60 werden door Fa de Koff tot 1971, herstelwerkzaamheden uitgevoerd aan het orgel. Maar de noodzaak tot een algehele restauratie van het orgel werd in de jaren daarna echter steeds meer gevoeld. Waaronder ideeën om het Bätz-orgel weer in oude luister terug te brengen naar de situatie van voor de uitbreiding van orgelbouwer Bik.

In de jaren na 1975 werd besloten deze restauratie in gefaseerde vorm uit te voeren. Er werd veel onderzoek verricht en overleg gepleegd.
De 1e fase van deze restauratie door de Fa Flentrop kon tijdens het organist-schap van Dick Troost, in juli 1988 worden afgerond.

Restauratie 1990-1995

Eind 1990 is er opnieuw overleg over het restauratie-proces. Inmiddels is Aart Bergwerff tot organist benoemd. Vanaf dit moment is hij ook bij de advisering van de restauratie van het orgel betrokken evenals organist en orgeldeskundige Jan Jongepier en rijks adviseur Rudi van Straten, namens de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.
Opnieuw wordt Flentrop Orgelbouw B.V. betrokken bij dit werk. Het wordt een uitvoerige restauratie, waarbij veel pijpwerk wordt uitgenomen en de windlades van het rugwerk naar de werkplaats van de orgelbouwer worden overgebracht.
De grote historische waarde en diversiteit van het orgelmateriaal wordt hierbij onomstotelijk vastgesteld. In april 1995 kan deze fase van de totaalrestauratie worden afgerond.

     

[Afb. 18a t/m 18d: bekroning L-toren HW, idem RW, middentoren RW, idem HW]

 

Restauratie 2006-2007

Niet lang daarna worden door de adviseurs nieuwe adviezen uitgebracht met betrekking tot de laatste fase van de restauratie van het orgel. Opnieuw is het orgelbouwer Flentrop die in 2000 en in 2003 een offerte uitbrengt waarna met de werkzaamheden begonnen kan worden. Deze werkzaamheden omvatten o.m.

  1. Herstel en schilderwerk van de orgelkassen;
  2. Algeheel herstel van de windvoorziening (met o.a. de reconstructie van de spaanbalgen);
  3. Herstel van de handklavieren en een (in Bätz stijl) nieuw te maken pedaalklavier;
  4. Herstel van register- en speelmechaniek (waarbij de pneumatische/elektrische  tractuur van het, door Bik toegevoegde, zwelwerk mechanisch wordt gemaakt);
  5. Reinigen en nazien pijpwerk en, voor zover nodig opnieuw intoneren, van het pijpwerk. Waarbij met respect zal worden omgegaan met de bestaande vermaarde klank van het orgel.

Feitelijk werd er aan de dispositie-basis van het orgel niets gewijzigd: de Bätz dispositie van hoofdwerk, bovenwerk, rugwerk en pedaal bleven intact, maar ook de dispositie van het door Bik aangebrachte zwelwerk werd waardevol geacht en bleef bestaan. Zodat een orgel verkregen werd waarop een groot gedeelte (zo niet alles) van het orgelrepertoire van de 17e t/m de 20e eeuw vertolkt kan worden (inclusief de werken van Feike Asma, die jaren lang organist in ‘De Lutherse’ was en de liefde voor het orgel bij een groot aantal mensen in Nederland -en ver daar buiten- heeft helpen aanwakkeren)



[Afb. 19: Klaviatuur Bätz-orgel (50/III/P) Let op de kleine registerknoppen in de van het Zwelwerk]
 
 
[Afb. 20, 21: 2x orgelfront Bätz-orgel]


Het orgel wordt door velen over heel de wereld bewonderd en is geliefd om z'n specifieke klank, die eeuwen overbrugt en nog steeds velen ontroerd. En zowel solistisch als in samenspraak met andere instrumenten of als gemeentezang-begeleidingsinstrument gebruikt kan –en zal- worden. Waarbij de fraaie akoestiek van de Lutherse Kerk natuurlijk ook mee werkt.

Op zaterdag 6 oktober 2006/’07 kon het geheel gerestaureerde Bätz orgel met een concert door toenmalig titularis en medeadviseur Aart Bergwerff, officieel in gebruik worden genomen.



[Afb. 22: Lutherse Kerk tijdens een orgelconcert]

 

Restauratie data Bätz-orgel:

 

ITALIAANS ORGEL

Tegenover het grote Bätz-orgel (door de huidige titularis ook wel liefkozend ‘Tante Bätz’ genoemd) is een voor deze streken uniek historisch Italiaans orgeltje geplaatst. Bouwer en bouwjaar zijn onbekend, maar de uiterlijke vormgeving duidt op een herkomst uit Zuid-Italië (Napels), midden 18e eeuw. Het orgel kwam in 1985 in bezit van het Koninklijk Conservatorium te Den Haag en werd in 1992 in deze kerk geplaatst. Het orgel heeft afsluitbare luiken.

Het orgel heeft een klavier met 9 registers er is geen pedaal
Windvoorziening: Spaanbalgen in onderkas (te bedienen middels treden aan zijkant orgel. Ook is er een elektr. windmachine in geluiddichte kist naast het orgel

   
  
[Afb. 23, 24, 25: Italiaans orgel: klavier, front zijaanzicht]

 


Door de andere temperatuur (middentoonstemming) is samenspraak met het grote Bätz-orgel (evenredig zwevende stemming) niet zonder bijzonder aanpassingen niet mogelijk. Dit wordt echter incidenteel wel gedaan waarbij een of meer registers (of pijpen) tijdelijk gestemd worden in een temperatuur die overeenkomt met het Bätz-orgel. (een heel werk overigens)

 

ORGELCONCERTEN

De 'Stichting Cultuur en Muziek in de Lutherse Kerk', participeert binnen het samenwerkingsverband van het HOK. Jaarlijks organiseren zij iedere eerste zaterdag van de maand afwisselend orgel- of koorconcerten.

Zowel bij de orgelconcerten als bij de koorconcerten wordt het orgel bespeeld door de eigen organist Sander van den Houten of een organist van naam uit binnen- of buitenland.

Voor deze concerten wordt geen toegang geheven, maar is er een deurcollecte voor de onkosten, die uiteraard zeer wordt aanbevolen.

 

Organist(en)

Het orgel van de Lutherse Kerk heeft vele bespelers gekend, waaronder organisten van naam zoals Willem Mudde, Feike Asma en Aart Bergwerff (om er maar enkele te noemen)

Sander van den Houten (1987) is sinds 2017 vaste organist van de Lutherse Kerk.


[Afb. 26: organiste Sander van den Houten]


MEER INFO:

 

HB/juli 2022

 

 

Actueel

Agenda

Kerken & Orgels

Het HOK

De Stichting Haags Orgel Kontakt (HOK) is een samenwerkingsverband van zes participerende cultuuraanbieders in de Haagse binnenstad. 

Klik HIER voor de volledige omschrijving

Het Haags Orgel Kontakt onderschrijft de Governance Code Cultuur (GCC) en de Code Culturele Diversiteit (CCD)

Algemeen - GCC_beeldmerk_kleur_web.jpg  

Het Haags Orgel Kontakt wil zich ook houden aan de regelgeving m.b.t. de Algemene Verordening Persoonsgegevens.

 

De concerten en andere activiteiten van het HOK zijn alleen mogelijk door financiële bijdragen van subsidiegevers en de structurele subsidie die het samenwerkingsverband van het HOK ontvangt van de Gemeente Den Haag.  

 

 

Volg ons

Nieuwsbrief