Orgels Grote Kerk

De Grote- of Sint Jacobskerk heeft twee orgels: het hoofdorgel (50/III/P) is in 1971 gebouwd door orgelbouwer Oscar Metzler & Söhne te Dietikon (Zwitserland)

In het Hoogkoor staat een kabinetorgel (8/I/-) dat in 1755 is gebouwd door Christian Müller te Amsterdam. In 2004-2005 is dit orgel gerestaureerd door orgelbouwer Henk van Eeken te Herwijnen.

 
[Afb. 1, 2: orgels Grote Kerk: Hoofdorgel aan de torenwand, Kabinetorgel in het Hoogkoor]


GESCHIEDENIS

De geschiedenis van de orgels in de Grote of Sint Jacobuskerk van Den Haag gaat terug naar het begin van de 16e eeuw en kent orgels van meerdere orgelbouwers.

Eerdere orgels in de Grote Kerk

In 1518 wordt al gesproken over een orgel in de Grote Kerk. Over bouwer en bouwjaar zijn echter geen gegevens bekend, maar mogelijk al niet nieuw meer zijn geweest want ruim 30 jaar later wordt dit orgel door een nieuw orgel vervangen. (Overigens bezat de kerk toen al meerdere orgels, want in 1559 is er sprake van werkzaamheden aan het 'kleine orgel' in de kerk door Pieter Jansz de Swart.)

In 1549 vervaardigt Cornelis Gerritsz een nieuw hoofdorgel voor de Haagse Grote Kerk. Dit orgel heeft het niet heel lang uitgehouden, want in 1626 bouwen Galtus en Germer van Hagerbeer een nieuw hoofdorgel in de Grote Kerk. Het is een orgel met 23 stemmen, verdeeld over twee klavieren. Het pedaal is (waarschijnlijk) aangehangen aan het hoofdwerk.

Ook het kleine orgel wordt door hen onder handen genomen (in 1637). Overigens zal veel van het pijpwerk van dit kleine orgel gebruikt worden voor het nieuwe orgel dat Stephanus Cousijns in 1680 voor de Kloosterkerk zal bouwen.

Johannes Duyschot voegt in 1719-1922 een vrij pedaal met 4 stemmen toe. In 1766-1768 volgt opnieuw een uitbreiding door orgelbouwer Gerard Steevens, o.a. met een Bovenwerk met 6 stemmen, zodat het orgel nu 35 stemmen heeft over drie klavieren en vrij pedaal. het orgel is nu ook op 16' (i.p.v. 8' basis) met een 32' in het pedaal.

   
 
[Afb. 3, 4: orgels van resp. Pieter Gerritsz uit 1479 (Koorkerk Middelburg) en Van Hagerbeer uit 1643 (Pieterskerk Leiden)


De Haagse orgelbouwer Joachim Reichner brengt in 1794 nog enkele wijzigingen aan in de dispositie van het orgel. Vanaf 1852 word het onderhoud verzorgt door de fa. Kam & van der Meulen die al direct met een rapport uitbrengen over de slechte toestand waarin het orgel zich bevindt. Negen jaar later volgt opnieuw een rapport dat de ondeugdelijke situatie benadrukt. Na het overlijden van Kam komt de fa. Bätz & Co (J.F.Witte) met eveneens een rapport over de gebrekkige en onhoudbare staat van het orgel. Diverse financiële acties leiden niet tot afdoende herstel van het orgel, al wordt wel de toetstractuur schoon gemaakt en waar nodig vernieuwd.
In de volgende jaren volgen nog meer rapporten die alle aangeven dat reparatie feitelijk niet meer mogelijk is. Uiteindelijk wordt het orgel buiten gebruik gesteld en openbaar verkocht.
De gemeentezang wordt tijdelijk begeleid door een 'seraphine-orgel' (harmonium).


Het orgel van Joh. Frederik Witte (fa. Bätz & Co.)

In de jaren 1880/1882 volgt, na de nodige ontwerpen en onderhandelingen, de bouw van een nieuw groot orgel door Joh. Frederik Witte (fa. Bätz & Co.). Dit instrument is zijn 'opus magnum' met 55 stemmen, verdeeld over drie klavieren en pedaal. Het is een mechanisch sleeplade-orgel, voorzien van een vrijstaande speeltafel met verschillende speelhulpen en een 'Barkermachine' (geïnspireerd door de befaamde Parijse orgelbouwer Aristide Cavaillé-Coll). Het ontwerp van het front met de orgelkas komt van de tekentafel van de bekende architect Pierre J.H. Cuypers, die o.a. ook de ontwerpen maakte voor het Rijksmuseum, het Centraal Station in Amsterdam en de Haagse St. Jacobuskerk in de Parkstraat.


[Afb. 5: orgelfront voormalig Witte-orgel Grote Kerk]

Het orgel wordt aanvankelijk onderhouden door de fa. Bätz & Co. en vanaf ca 1902 door G. Split, die op zijn beurt weer vervangen wordt door G. van Leeuwen.

Het kerkelijk huwelijk van de jonge koningin Wilhelmina met Hendrik van Mecklenburg dat in de Grote Kerk zal plaatsvinden, zorgt nog voor de nodige zorgen en reparatie van het orgel als gevolg van het extra en 'bovenmatig stoken' van de speciaal voor deze gelegenheid aangebrachte kachels in de kerk.(het was die 17e februari in 1901 wel een zonnige dag, maar de buitentemperatuur bleef onder nul en in de kerk zou het zonder verwarming niet veel hoger zijn geweest. Met de (blote) galajurken die de vrouwelijke genodigden droegen was het stoken van de kachels dus geen overbodige luxe. Maar wel funest voor het orgel!()

Overigens is dit koninklijk huwelijk niet het enige geweest dat in de Grote Kerk plaats vond. Ook in 1760 en 1790 trouwde een prinses van Oranje Nassau in de kerk.

 
[Afb. 6, 7: Het ‘Witte-orgel’ in de Grote Kerk; Huwelijk van Koningin Wilhelmina op 7 februari 1901 in de Grote Kerk]

Na koningin Wilhelmina werd ook het huwelijk van prinses Juliana en prins Bernhard in de kerk voltrokken en weer later dat van prinses Margriet met Pieter van Vollenhove en prins Constantijn met Laurentien Brinkhorst. Ook werden veel ‘Oranjetelgen’ in de kerk gedoopt. Met als laatste in de rij kroonprinses Amalia.

In de loop van de jaren wordt er heel wat aan het orgel gewerkt, veranderd en uitgebreid, mede onder invloed van de diverse vaste bespelers van het orgel maar ook als gevolg van nieuwe technische mogelijkheden. Zo wordt in 1920 een elektrische windmotor geplaatst en in 1924 de pedaaltractuur pneumatisch gemaakt.

   
[Afb. 8, 9, 10: v.l.n.r. oude foto’s van de Haagse toren, met gietijzeren 'Slaapmuts' – huidige situatie met gereconstrueerde torenopbouw]

De restauratie van de toren in 1953 (waarbij de gietijzeren 'Slaapmuts' wordt vervangen door de huidige opbouw, gereconstrueerd vanaf oude afbeeldingen) en de kerk, die begon in 1959, hebben ook gevolgen voor het orgel. Zo moeten de oorspronkelijke magazijnbalgen uit de torenruimte verdwijnen. Ingrijpender zijn de gewijzigde inzichten m.b.t. de artistieke en architectonische waarde van het Witte-orgel. Een bij de overheid aangevraagde subsidie voor restauratie van het orgel wordt om deze reden geweigerd (!)

In 1961 ontstaan de eerste plannen voor een nieuw orgel. Maar de financiering daarvan zal echter een fors probleem worden. De in 1967 opgerichte 'Stichting Orgel Grote Kerk' zet zich echter in om dit probleem opgelost te krijgen.
In datzelfde jaar wordt het Witte-orgel verkocht aan de fa. Verschueren, die het in 1968 demonteert. De onderdelen vinden hun bestemming in verschillende kerken.


Huidig Hoofdorgel van Oskar Metzler & Sohn

In 1971 vindt de oplevering plaats van een nieuw hoofdorgel door de Zwitserse orgelbouwer Oskar Metzler & Sohn uit Dietikon-Zürich.
Het is een sleeplade-orgel met volledig mechanische toets- en registertractuur. Front en orgelkas zijn vervaardigd van eikenhout. Het blinderingssnijwerk boven de frontpijpen en dat van de deuren van het borstwerk is verguld, evenals de labia van de frontpijpen. Bespeling vindt plaats vanaf de voorzijde hoofdkas.


[Afb. 11: Metzler-orgel in de Grote Kerk (merk op dat de torendeur open staat)]

In het door Bernard Edskes ontworpen front staan de pijpen van de Principal 16' van het hoofdwerk en, in de beide zijtorens, de Principal 32' van het pedaal.
Ook zijn twee van de totaal elf tongwerken als Chamade (8' en 4') uitgevoerd en steken dus horizontaal de kerk in. De pijpen hiervan bevinden zich in het front onder het Hoofdwerk. (voor het stemmen daarvan moet de organist op een ladder klimmen en dus geen hoogtevrees hebben(!)

Het orgel werd op 10 november 1971 in gebruik genomen door Adriaan Engels, de toenmalig organist van de kerk, en zijn opvolger Wim van Beek. Het orgel heeft 50 registers, verdeeld over 3 klavieren en pedaal.

  
[Afb. 12, 13: klaviatuur Metzler-orgel Grote Kerk, organist Ben van Oosten]

In de zomer van 2011 onderging het orgel een algehele revisie door de firma Metzler, waarbij windladen en pijpwerk zijn gereinigd, toets- en registermechaniek opnieuw afgeregeld en noodzakelijke reparaties zijn verricht. Ook zijn enkele intonatie-oneffenheden weggenomen.

 


Het inwendige van het orgel kent veel verschillend pijpwerk, waaronder zogenaamd ‘Spotted metal’ pijpwerk waarbij de verschillende soorten metaal (w.o. lood en tin) duidelijk zichtbaar zijn als ‘vlekjes’ tin in de overige lood-samenstelling. (de vlekjes ontstaan doordat het tin een ander smeltpunt (323,0 0C) heeft dan lood (327,5 0C), Het tin vormt dan ‘eilandjes’ in het overige metaal (lood).



[Afb. 15: enig pijpwerk van het orgel. (merk op dat de pijpen in ‘tertsopstelling’ staan)]

 

Chamade

In het front van het orgel vallen de pijpen van de Chamade-werken op. (Chamade betekend letterlijk ‘trompetgeschal’) De klankbekers van de registers Chamade 8’ en 4’ van het Hoofdwerk zijn horizontaal naar voren gericht en steken dus als horizontale trompetten de kerk in. De klank is dan ook fel. Deze registers komen uit de Spaanse traditie, waar veel orgels zijn voorzien van –vaak meerdere- Chamade-werken. Ze worden dan ook wel ‘Spaanse trompetten’ genoemd.

(het stemmen van de Chamade(tong)werken in de Grote Kerk is overigens geen sinecure. De stemmer/organist moet met een ladder op de smalle ruimte voor de klaviatuur tegen het orgelfront (Borstwerk) bij de stemkrukjes zien te komen. Geen gemakkelijke klus als de hoogtevrees hebt!)

 


[Afb. 16: Zicht op de Chamadepijpen van het Metzler-orgel]

 

Organisten Grote Kerk

In de Grote Kerk zijn in de loop der jaren veel organisten actief geweest. Vanaf 1500 tot de komst van het Witte-orgel in 1882 waren dit er ca 24. Na die tijd kwamen: Arie N. Koopman (van 1875-1910), Joan Andries Zwaan (van 1910-1932); Adriaan Engels (van 1912-1972); Wim van Beek (van 1971-1984. Van 1956-2016 tevens in de Martinikerk te Groningen).
Sinds 1990 is internationaal concertorganist Ben van Oosten titularis van de Grote Kerk, waar hij jaarlijks concertseries verzorgt in het kader van het ‘Internationaal Orgelfestival Grote Kerk’. Sinds enkele jaren verzorgt hij ook een ‘Kom-in-de-(orgel)kas(t)-dag’ waarin publiek welkom is bij de speeltafel en er uitleg wordt gegeven over de werking van een pijporgel.

 

Müller kabinetorgel

Een ‘kabinetorgel’ d.w.z. een pijporgel in de orgelkas die er uitziet als een kabinet kast met deuren en soms af te sluiten klaviatuur, werd in de 18e en 19e eeuw vaak gebouwd als huisorgel voor particulieren. Het orgel viel, als het niet werd bespeeld en de deuren dicht waren, nauwelijks op tussen de rest van het meubilair. Heel vaak is het orgelfront(je) dat zichtbaar wordt als de deuren open zijn, ook weg te nemen en voorzien van –niet sprekend- sier-pijpwerk. Achter dit wegneembare frontje is het pijpwerk bereikbaar voor stemmen. Soms zijn de balgen van de windvoorziening in de onderkas aangebracht, soms voorzien van een trapinstallatie.. Een later toegevoegde windmachine wordt als regel in een geluiddichte kist naast het orgel geplaatst.

Het kabinetorgel dat in het Hoogkoor van de Grote Kerk staat opgesteld is een instrument van bijzondere historische waarde. Zowel als instrument als ook als meubel (bekleedt met wortelnotenfineer !) is het een uniek en zeldzaam exemplaar.
Het orgel is vermoedelijk gebouwd aan het einde van de 18e eeuw door de beroemde orgelbouwer Christian Müller (die o.a. het grote orgel in de St. Bavokerk van Haarlem bouwde) waarschijnlijk voor een particulier.

Het instrument bezit nog vrijwel alle authentieke onderdelen zoals o.a. de originele blaasbalg, ivoren toetsen en een smeedijzeren voetpedaal (de balgen zijn met de voet te bedienen of via een windmotor in een losse geluiddichte kast).

Het orgel heeft van 1851 tot omstreeks 1952 in de Hervormde Kerk te Budel gestaan. In 1954 verhuisde het naar NH kerk "De Morgenster" aan de Melis Stokelaan/Genemuidenstraat te 's-Gravenhage. Daarna maakte het orgel deel uit van de bijzondere instrumenten collectie van het Haags Gemeente Museum (nu: Kunstmuseum) . Tenslotte is het kabinetorgel definitief ondergebracht in de Grote Kerk Den Haag.

 
[Afb. 17a-b: Müller-cabinet-orgel met gesleten en open deuren]

Na een dubbele restauratie: een meubel- én een orgelrestauratie, is het orgel in augustus 2005 ingespeeld in de Grote Kerk door organist Gustav Leonhardt.

Bouw: Christian Müller te Amsterdam, ca 1755
Restauratie: Henk van Eeken te Herwijnen, 2004/2005
De bespeling vindt plaats aan de voorzijde.

  

Zie ook:

Agenda

Kerken & Orgels

Het HOK

De Stichting Haags Orgel Kontakt (HOK) is een samenwerkingsverband van zes participerende cultuuraanbieders in de Haagse binnenstad. 

Klik HIER voor de volledige omschrijving

Het Haags Orgel Kontakt onderschrijft de Governance Code Cultuur (GCC) en de Code Culturele Diversiteit (CCD)

Algemeen - GCC_beeldmerk_kleur_web.jpg  

Het Haags Orgel Kontakt wil zich ook houden aan de regelgeving m.b.t. de Algemene Verordening Persoonsgegevens.

 

De concerten en andere activiteiten van het HOK zijn alleen mogelijk door financiële bijdragen van subsidiegevers en de structurele subsidie die het samenwerkingsverband van het HOK ontvangt van de Gemeente Den Haag.  

 

 

Volg ons

Nieuwsbrief